De Spoorzone: geslaagd of mislukking? deel 2

Vandaag het tweede artikel waarin de balans wordt opgemaakt. Deze keer vellen deskundigen hun oordeel. Aanstaande zondag belichten we de kant van de bewoners.

Opgelapt plaveisel | Foto: Lex Veldhoen
De Architect
Architect Jan Pesman (Cepezed): ‘Wij hadden ons bureau aan de Phoenixstraat en zagen vanachter het raam hoe ze de molen een meter opkrikten en de Bagijnetoren tijdelijk
verplaatsten. Van herrie of trillingen hadden we geen last.’ Wel konden opdrachtgevers Cepezed moeilijker bereiken: ‘Onze parkeerplaats achter het kantoor werd onbereikbaar. Het was onbespreekbaar met de wethouder. Ik zei: ‘Kunnen jullie daar niet wat aan doen?’ Nee, dat kon niet.’ De locatie werd wel meer waard volgens Pesman, ongeveer twee ton. Hij vertelt: ‘We groeiden uit het pand, maar ook vanwege de overlast verhuisden we naar deze oude fabriekshal aan de Ezelveldslaan.’ Hij noemt de spoortunnel qua spoor een goede oplossing: ‘Tegelijkertijd er twee parkeerlagen opmaken vind ik helemaal fantastisch, met een goed lineair gebruik van Phoenixstraat en Westvest. Je ontlast zo ook de wijken ernaast. Dat grote gebouw voor studenten naast het stadskantoor past qua maat en schaal niet. Voor de rest vind ik de stedenbouwkundige opzet prima. Die kavels voor particuliere initiatieven zijn heel charmant en geven afwisseling. Particulieren en groepen
konden een kavel kopen, onafhankelijk van grote financiers en met een eigen aannemer en architect iets bouwen. Het idee ontstond tijdens de woningcrisis, doordat financiers en ontwikkelaars zich terugtrokken. Een wethouder vroeg: “Jan, wat moet ik doen als het nou helemaal mislukt? Al die ontwikkelaars trekken zich terug.” Ik zei: “Maak dan in elk geval een mooi groot park. Daar maak je veel mensen blij mee.” Oorspronkelijk was de gedachte ook een groene long door de hele spoorzone.’

 

Over de stedenbouwkundige samenhang, zegt hij: ‘Het is qua stadsbeeld een hele logische samenhang en die architectenbureautjes, artsen, een echtscheidingsbureau en tapijthandel op de begane grond: Prima. Die binnenruimte, wat parkje wordt, is erg krap. Daartegenover is het profiel van de Phoenixstraat heel groot. Die ruimte waait een beetje weg, een heel groot tochtgat, zo voelt het daar. Paviljoens er in geplaatst, dat was
oorspronkelijk gepland, zou hartstikke leuk zijn. Met misschien een restaurantje en een Delfts Blauw Shop. Zo zou je het stuk achter het spoor meer bij de binnenstad betrekken.’

 

Directeur Stadsontwikkeling
Diverse betrokkenen, waaronder bestuurders, wilden niet geinterviewd worden. Hella Hekker (D’66), wethouder van financiën, in de periode dat Delft bijna onder curatele werd
geplaatst, stemde in met een interview, maar kwam er later op terug, verwijzend naar het huidige college. De Rekenkamer stelde in 2010 een kritisch rapport samen, maar de voorzitter wil terugblikkend niet geïnterviewd worden, omdat de Rekenkamer niet over recentere cijfers beschikt. De gemeente verstrekt die wel, maar burgemeester Marja van
Bijsterveldt (CDA) om een interview gevraagd, laat via persvoorlichting weten ‘niet in de gelegenheid te zijn’. Hiertoe wel bereid is Edith Bijleveld-van der Hoeven, aanvankelijk
directeur Stadsvernieuwing en vanaf 2007 directeur van het Ontwikkelingsbedrijf Spoorzone. Aan haar de vraag voorgelegd: Wat vindt u terugblikkend de meest positieve en negatieve aspecten van de Spoorzone?

 

‘Positief is, dat het geluid, het vuil en die vieze voetgangers- en fietserstunnel bij het station weg zijn. Dat is een verademing. Negatief is, dat er minder groen kwam in de zijstraten dan we hadden gedacht en de bestrating wordt slecht onderhouden. Op sommige punten ziet het er armoedig uit.’ Het leek haar aardig een ontmoetingspunt bij het station in de vorm van een fontein te plaatsen: ‘Voor de fondsverwerving richtten we
een stichting op. De Delftse beeldhouwer Richard de Vrijer maakte het ontwerp, met Willem van Oranje bovenop, naar hem is de tunnel genoemd, en daaronder een Delftse icoon uit iedere eeuw, zoals Van Leeuwenhoek, het echtpaar Van Marken en Jan Schoonhoven. B&W had plaatsing toegezegd, maar besloot er in tweede instantie helaas toch van af te zien. Na een dagje Delft had je daar lekker op de rand met je voeten in het water kunnen zitten.’
Ontwerp fontein bij stadskantoor
 
De Verkeerskundige
‘Maria Salomons, (verkeerskundige, TU-Delft) woont in Tanthof. Ze vertelt: ‘Als ik qua verkeersoplossingen een rapportcijfer zou moeten geven: een acht, ook omdat ze alle verkeersdeelnemers een plekje hebben weten te geven. Het ziet er mooi, harmonisch uit. Het water dat teruggekomen is, de tram erlangs en een mooie zichtlijn naar de molen.’ Ze ziet ook mindere puntjes: ‘Zo kwam ik vroeger naar het station fietsend alleen vlakbij Tanthof een verkeerslicht tegen. Over de Irenentunnel was een fietspad. Nu is de Ireneboulevard een obstakel.’ Over de verkeerssituatie bij station en Binnenwatersloot, zegt ze: ‘Daar is verkeer in alle richtingen. Het is een hub, waar je kan overstappen op tram en bus. Je moet er woekeren met ruimte en hebt heel veel oversteken. De keuze is: ga je mensen helpen of moeten ze het onderling uitmaken? Oogcontact is altijd prima. Maar er zijn mensen die dat niet maken en slechtzienden hebben echt een probleem met zo’n stadserf met weinig markeringen. Dus moeten we daar een betere balans zien te vinden.’ Ze noemt enkele verbeteringen: ‘Aanvankelijk waren bij het station langs de gracht geen hekjes: Ik had echt zoiets van. Oh nee. Het is wel fout gegaan, dat fietsers er vanaf reden; een hele hoogte. Nu zijn er hekjes en bomen. Tussen de Buitenwatersloot en de Havenstraat was de oversteek naar de Spoorsingel heel steil; dat is verbeterd tot mijn grote opluchting, maar waar je van de Westvest richting Irene Boulevard gaat, fiets je, als je er niet bekend bent, nog rechtdoor de busbaan op.’
Alex Wandl bij de ‘mislukte’ verbinding TU-Campus naar Poptahof | Foto: Lex Veldhoen
 
De Stedenbouwkundige
Met Alex Wandl (stedenbouwkundige, TU-Delft) loop ik vanaf het station door het Spoorzonegebied. Hij vertelt, dat de intenties bij dit project waren oud met nieuw te verbinden en optimalisering van woon-, werken ontspanningsruimte op loopafstand van openbaar vervoer: ‘Ik denk dat dat gelukt is, maar er zijn ook dingen misgegaan.’ Bij het busstation: ‘Hier is alles asfalt en geen bomen, ook door de fietsenstalling eronder. Het is een hotspot in het zomer en draagt zo bij aan het stedelijke hitte-eilandeffect. Daarom hebben we met collega’s de gemeente een verkoelende fontein voorgesteld.’ Hij wijst naar een gebouw naast de fontein: ‘Die social hub is een mooie combinatie van publieke faciliteiten en studentenhuisvesting.’

 

We lopen richting Nieuwe Gracht. Bij de ingang van de fietsenstalling merkt hij op: ‘Die inrit is echt mis gegaan. Wekelijks staan hier ambulances en politie, is er iets fout gegaan.’
De Coendersbuurt inlopend zegt Wandl: ‘Het is hier Autovrij. Ik vind het slim dat alle auto’s in één garage staan.’ Bij de Nieuwe Gracht wijst hij op een stuk kade, waar bouwkundecollega’s experimenteren om de prefab delen met een toegevoegde voedingsbodem tot een groene biotoop te maken. Terug naar het park in aanleg, zegt hij: ‘Wonen aan het park. Ja. Leuk. Maar de overgang privé-openbaar is heel hard. Mooi is dat er veel ruimte was om te experimenteren, zoals met particulier opdrachtgeverschap, dat afwisseling geeft, ook met enigszins minimaal gemengde functies ertussen, zoals een restaurantje en een productiebedrijf.’

 

Via een pad op een talud lopen we langs het nog vol te bouwen gebied richting Gamma. Hij vertelt dat hier het park door komt te lopen en is benieuwd of het informeel blijft. Positief vindt hij dat hier meer met hout en duurzame materialen gebouwd wordt. Bij de drukke voetgangers- en fietsersverbinding tussen de TU-campus met Poptahof aankomend, zegt hij: ‘Het is een gemiste kans dat hier alleen woningen gebouwd zijn; met
gemengde functies had het een centrumfunctie voor het gebied hieromheen kunnen worden.’ Maar bij een uitloper van de stadsgracht, enthousiast: ‘Dit is goed bedacht, niet alleen steen hier, ik ben benieuwd hoe die zacht uitlopende oever zich ontwikkeld als biotoop.’

 

Terug bij de Irene Boulevard zegt hij over het speelplein van het Delfland schoolcentrum, dat het goed is, dat er voetbal en basketbal wordt gespeeld, ook door buurtbewoners,
doordat alles open is. Bij het Blauwe Huis aangekomen, kijken we richting DSM, waar hij
afsluitend concludeert: ‘Dit is een lang, wat saai gebied. Maar goed zijn die behouden molen en die ondergrondse parkeergelegenheid. Alleen vind ik het jammer dat je vanuit de parkeergarage niet naar het station kunt.’
Een kunstige onderdoorgang in Nieuw Delft | Foto: Lex Veldhoen
 
De Journalist
Oud-hoofdredacteur van de Delftse Courant, Henk de Kat, woont op een steenworp van de Spoorzone: ‘Aan de zinnigheid van de opzet van Grashoff twijfel ik niet, ook niet aan die
viersporigheid. Het is een technisch hoogstandje, waar Delftenaren trots naar kijken en waarmee het landelijke OV-net gediend is. Bovendien kreeg Delft ruimte een nieuw gebied
te ontwikkelen.’ Hij vertelt dat de gemeente Deetman (oud-CDA-minister, oud-burgemeester van Den Haag,) in 2015 vroeg hoe de stad uit de financiële problemen kon komen: ‘Volgens Deetman moest het roer compleet om. Hij stelde letterlijk: “Alleen nog
bouwen voor hogere inkomens.” In het Spoorzonegebied zijn vrijwel geen sociale woningen gebouwd, terwijl intussen ook bestaande sociale huurwoningen zijn verkocht en gesloopt. Ze werden wegbezuinigd; er moest geld binnenkomen met duurdere woningen.

 

De officiële reden was dat academici en studenten ook woonruimte moesten hebben. Deetmans aanbevelingen zijn verwerkt in de ‘Woonvisie 2016-2023’, aangenomen door de raad. Maar wie bekommert zich om de gewone man?’ Daarnaast maakt dit alles volgens De
Kat de noodzaak van lokale journalistiek duidelijk: ‘Er is veel misgegaan, mede doordat geen enkele journalist de lokale politiek volgde. Afgelopen voorjaar kwam de staatssecretaris van Mediazaken met plannen ter versterking van de lokale pers, vooral
van lokale omroepen. Maar het kabinet viel en hoop op verbetering is een bange vraag geworden.’ Hij vertelt dat Delft in het oeroude krekengebied Gantel ligt, waardoor de Oude Jan verzakt en het Westerkwartier en de binnenstad al eeuwenlang gestaag verzakken: ‘Maar die veertig meter diepe damwanden en de spoortunnel zakken niet.

 

Het is grappig: waar het spoor was, daarna de spoortunnel, moet je misschien over 100 jaar, als we al niet zijn ondergelopen, weer een barrière over. Eigenlijk nu al; voor fietsers is het hoogteverschil bij de Buitenwatersloot amper te doen.’ Maar hij zegt ook: ‘Ik vind het leuk te wandelen bij de parkpromenade die nog niet af is. Ik kan me daar gewoon een soort Ramblas voorstellen, met cafeetjes. Dat is een geslaagd stukje.’

 

Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door het Mediafonds Delft.

 

Lees ook de introductie van De Spoorzone en deel 1.