Studenten straks 'de baas' van Delft?

Foto: Henk de Kat

Het is goed denkbaar dat studenten bij de gemeenteraadsverkiezing op woensdag 16 maart 2022 de grootste politieke partij van Delft vormen. Dat zou een primeur voor Nederland betekenen. Het is niet eerder gebeurd dat studenten in zo’n grote gemeente het voortouw mogen nemen bij het opstellen van zowel een bestuursprogramma voor de komende vier jaar, als bij het bepalen van de politieke kleur van nieuwe wethouders.

Door: Henk de Kat

Stip (‘Studenten Techniek In Politiek’) in Delft maakt er geen geheim van dat de ambities stevig zijn. Begin oktober is, zoals te zien op de foto, een nogal prikkelend spandoek opgehangen boven de Buitenwatersloot. Dat is vlakbij de plek waar zich vanaf de middeleeuwen een voorname, bewaakte toegangspoort bevond tot de oude Delftse vestingstad. Inmiddels hebben studenten die historische binnenstad zichtbaar veroverd, met sociëteiten, studentenhuizen, de vele verkamerde woningen in volkswijken, hun feesten en massa’s fietsen.

Verdubbeling aantal studenten
Tot begin deze eeuw schommelde het aantal TH/TU-studenten altijd rond de 12.500. Dat was toen een achtste deel van de totale Delftse bevolking, van vrijwel constant zo’n 100.000 mensen. Doordat de TU-leiding deze eeuw vanwege afnemende rijkssteun voor wetenschappelijk onderzoek bewust is gaan zoeken naar financiering ‘van buitenaf’ (neerkomend op aanvullende top-studies voor vaak vermogende of door hun land gefinancierde buitenlandse wetenschappers), zijn het inmiddels volgens de laatste cijfers 26.500 studenten geworden. Meer dan een verdubbeling dus.

Van al die studenten komt 22 procent (zo’n 5.800) uit het buitenland. Maar ook zij mogen – als ze althans wonen in Delft – in maart 2022 meestemmen bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen. Iedere EU-student mag dat zonder meer, en studenten van buiten Europa mogen een stem uitbrengen voor een nieuw Delfts stadsbestuur indien ze hier al minstens vijf jaar verblijven.

Overigens wonen niet al die 26.500 TU-studenten in Delft. Volgens de universiteit doen bijna 18.000 dat wel. Maar in elk geval laten deze getallen zien dat verhoudingsgewijs steeds meer studenten in Delft zijn komen te wonen. Van 12,5 procent op een totale bevolking van 100.000 inwoners voorheen, naar nu 18 procent van ongeveer eenzelfde stadspopulatie.

STIP
De studenten dié mogen meedoen, zijn tot dusverre duidelijk grage Stip-stemmers gebleken. Begrijpelijk. Stip steekt organisatorisch goed in elkaar, als partij van technische jongeren weet ze uiteraard behendig de digitale wegen te berijden naar de achterban, in verkiezingstijd wordt druk geflyerd in de campus, en langs de fietspaden op weg er naartoe. En: er is steevast een duidelijk verkiezingsprogramma. Stip predikt daarin ‘er te zijn voor alle Delftse burgers’, het stemgedrag door de jaren heen in de lokale politiek laat wel zien dat toch vooral het belang van ‘de student’ voorop staat.

Sinds de oprichting in 1993 is Stip met die heldere beleidslijn én door concreet meedoen in het stadsbestuur gaandeweg een steeds grotere politieke factor geworden in Delft. In ’94 werd meteen voor het eerst 4,6 procent van de stemmen gehaald, goed voor 1 raadszetel. In 2002 was het al 8,2 procent, in 2014 groeide de winst door naar 11,4 procent en bij de laatste verkiezingen in 2018 behaalde Stip liefst 14,8 procent van de stemmen. Sinds 1998 heeft Stip telkens meer raadsleden, en elke regeerperiode een wethouder mogen leveren.

Het recordresultaat van 2018 leidde tot een tweede plek, nipt achter de winnaar toen, Groen Links. Die partij kreeg 7.162 kiezers achter zich, slechts 485 meer dan Stip. Maar wéér verzekerden de studenten zich van een wethouderszetel (nu Bas Vollebregt, met de belangrijke portefeuille economie, cultuur, grondzaken, vastgoed en toerisme). En Stip heeft, als één na grootste partij met nu 6 zetels in de plenaire raad, ook een flinke vinger in de pap bij vroegtijdige toetsing van beleidsvoornemens vanuit het college van B en W.

De bijna 30-jarige bestaansgeschiedenis overziend, is studentenpartij Stip de enige partij in Delft met een sinds 1994 vrijwel constant stijgende groeilijn in de plaatselijke politiek. Deze lijn doortrekkend, is het zeker niet denkbeeldig dat dit bij de raadsverkiezingen op woensdag 16 maart 2022 voor het eerst voert naar de koppositie.

Stadspartijen als concurrent
Door welke partij zou Stip nog geklopt kunnen worden? Voor een inschatting daarvan is het belangrijk mee te wegen dat bij lokale verkiezingen ook altijd wel de tendens zichtbaar is dat in veel gemeenten veel kiezers toch op de partij van hun lándelijke voorkeur stemmen. In die lift kwamen de laatste keer ook GroenLinks (eerste) en D66 (na Stip derde) in Delft nog goed uit de bus. Maar kunnen die twee partijen in maart 2022 nog steeds op zoveel aanhang rekenen als in 2018, nu onderhand breed gemor te horen is over hoe het eraan toe gaat in de landelijke politiek?

Als die landelijke onvrede komend voorjaar nog steeds leeft, en als dat doorwerkt op het stemgedrag bij lokale verkiezingen, dan zou Stip alleen nog van de winst en de koppositie gehouden kunnen worden afgehouden door een andere echt lokale partij. In 2018 namelijk haalden Onafhankelijk Delft (van de nu overleden Martin Stoelinga) nog 5.311 stemmen, terwijl Stadsbelangen toen 2.600 kiezers achter zich kreeg, Die twee puur lokale partijen samen, met allebei in de politieke opvattingen altijd een fikse portie weerzin tegen ‘de macht van de studenten’ in de stad, haalden bij de laatste raadsverkiezingen opgeteld dus 7.911 stemmen – aanzienlijk meer dan de 6.677 stemmen dat jaar van Stip.

In potentie is de aanhang voor een grote ‘Dellufse volkspartij’, de enige die nog in staat lijkt om Stip komend voorjaar van een unieke winst af te houden, er dus zeker wel. Dat is dan ook de gedachte geweest achter de recente fusie van Onafhankelijk Delft en Stadsbelangen tot ‘Hart voor Delft’: die potentiële macht bundelen. Maar is die combinatie straks in staat is net zoveel kiezers te trekken als in 2018, toen ze nog los van elkaar waren en Stoelinga nog meedeed als stemmenkanon?

Weerstand
Het is de vraag. Een echt ‘gezicht’ heeft zich nog niet aangediend bij ‘Hart voor Delft’, dus zal veel afhangen van wat het verkiezingsprogramma van deze nieuwe combi-partij te bieden heeft. Ook speelt mee dat zittend raadslid Jolanda Gaal niet is meegegaan in de volkspartij-fusie. Met haar eigen, ‘echt op de mensen’ gerichte aanpak gaat ze solo de verkiezingen van 2020 in onder nog steeds de naam ‘Onafhankelijk Delft’. Gaal weet de plaatselijke pers goed te vinden, zoals ze afgelopen tijd bewees met diverse acties tegen misstanden. Zij kan met haar bekendheid stemmen afsnoepen van ‘Hart voor Delft’, dat nou juist was opgericht om door een gezamenlijk optrekken van ‘gewone burgers’ voldoende weerstand te bieden aan de in die kringen nogal eens met argusogen bekeken groeiende studentenmacht.

Stip kan op haar beurt op de weg naar de Delftse top afsnoeperij verwachten van de op ‘Europa’ gerichte partij Volt. Die partij, populair onder jongeren, heeft zich namelijk ook aangemeld voor de lokale verkiezingen in de Prinsenstad. En net zoals Gaal met haar Onafhankelijk Delft dat kan doen bij Hart voor Delft, zou Volt stemmen kunnen weghalen in studentenkringen. Maar mogelijk valt het effect van die afsnoeperijen bij de ene en de andere partij tegen elkaar weg.

Wat dan op dit moment als conclusie overblijft, in een poging tot een herfst-prognose over het politiek bestuur voor de periode 2022-2026, is ten eerste dat het gezien de onvree over de nationale politiek twijfelachtig is of een ‘landelijke’ partij opnieuw de grootste partij wordt in Delft. Daarnaast is het ongewis of de nieuwe fusiegroep Hart voor Delft de forse sprong naar pole-position weet te maken, waarvoor minstens zo’n 7.000 stemmen nodig zijn. Alles wikkend en wegend is de meest logische prognose momenteel dat Stip inderdaad afstevent op een lokale winst in maart. Daarmee zou Delft de eerste stad van Nederland worden die wordt ‘geregeerd’ door studenten. Of, zoals het spandoek boven de Buitenwatersloot deze herfst al min of meer zelfbewust uitstraalt: ‘De baas in Delft’.