Delft gaf grond van Joodse eigenaren na oorlog niet zomaar terug

Delft stond niet klaar voor Joodse overlevenden na de Tweede Wereldoorlog. Dat is de belangrijkste conclusie van historisch onderzoek naar de onteigening van Joods vastgoed na de oorlog. Raadsleden wilden eerder in 2020 de kwestie laten onderzoeken. Niks blijkt onteigend, wel liepen teruggekeerde slachtoffers tegen een bureaucratische molen aan. Het stadsbestuur geeft aan met verdriet terug te denken aan de oorlog.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren 300 Joodse Delvenaren hun rechten. Met een grote reeks maatregelen werd hen alles afgenomen wat van henzelf was. Er was, blijkt uit het onderzoek, vanuit de gemeente geen mededogen en ruimte voor de menselijke maat. ‘De teruggekeerde Delftenaren liepen tegen een muur van bureaucratie aan. De gemeente maakte bewust geen uitzondering voor de teruggekeerde Joodse slachtoffers’, valt te lezen in het onderzoek.

Het duurde vaak lang voordat de eigenaren van de verschillende panden en percelen weer opnieuw in handen kregen. Het duurde soms zelfs tien jaar voordat de eigenaar weer zijn of haar pand in handen kreeg. Dat terwijl de lokale belasting gewoon door liep. De gemeente voelde geen enkele behoefte om opgebouwde belastingschuld kwijt te schelden.

Reflectie is nodig
‘Deze feiten uit het verleden vragen om reflectie vandaag. Met intens verdriet denken wij terug aan de Delftenaren die zijn weggevoerd. Het college betreurt de inzichten die het onderzoek ons geeft ten zeerste. Het gaat over zwarte bladzijden in de Delftse geschiedenis die veel pijn blijven veroorzaken’, vertelt de betrokken wethouder Martina Huijsmans (D66) over het onderzoek. Volgens haar geeft het onderzoek een waardevolle les mee aan de gemeente als organisatie.