De Spoorzone: geslaagd of mislukking? deel 3

Vandaag het derde (laatste) artikel. Deze keer maken bewoners de balans op.

Bewoners wilden een Spoortunnel | Foto: Stef Breukel
Als ik op Het Bolwerk naar de bloemenhal van Koos de Roos loop (zijn werkelijke naam is Ramon de Roos), klapt een scootertje bijna achterop een lesauto, omdat de leerling niet
bijtijds ziet dat de straat na de kruising overgaat in een fietspad en een noodstop moet maken. Ramons familie is met de bloemenverkoop heel wat verkast: ‘Mijn opa begon in 1930 voor het postkantoor met een kraam, mijn vader stond vijftig jaar bij de Spoorsingel vanwege het ziekenhuis daar. Na aanleg van het spoorviaduct kreeg hij eronder een plek voor zijn kiosk. Ik moest er na vijfentwintig jaar weg vanwege de tunnelaanleg. Het woei er altijd, buitenzetten van de spullen was veel werk en er viel treinslijpsel neer. Maar ik ben een buitenmens en miste de kiosk daarna erg.’ Nu heeft hij sinds zes jaar de bloemenhal. De verkeerssituatie vindt hij een ramp: ‘Je verveelt je nooit, hebt live televisie met scheldpartijen, bijna- en echte botsingen. Er zijn geen stoepranden of zebra’s, het is niet duidelijk waar je moet oversteken met zes verkeersstromen, voetgangers en fietsers die
kriskras oversteken; een heel gevaarlijke situatie.’

 

124 Jaar Spoorsingel
Casper van Zon runt de groothandel in schoonmaakartikelen die zijn familie 153 jaar geleden begon aan de Spoorsingel. Hij vertelt: ‘Mensen langs het spoor hadden longproblemen. TNO deed er pas onderzoek naar toen alles afgebroken was. Het bleek een serieus probleem. Dus het is goed dat het viaduct weg is.’ Over de werkzaamheden: ‘De grond is hier nat. Ik heb op 60 centimeter water, en het is ongefundeerd. Ik heb nog
ergens een filmpje, dat tijdens heien heel de handel uit de rekken viel. Ik liep naar buiten, de buren ook allemaal. We vroegen een werkman: ‘Joh, wat ben je aan het doen?’ Hij zei gewoon: ‘Ah, dan moet je met de chef praten’, en ging verder. Dat is wekenlang doorgegaan. Daarna hebben ze de boel opgenomen, maar we hebben nooit meer iets gehoord. Mijn moeder, van wie dit pand is, had zoiets van, ach, laat maar zitten. Soms
scheurt er nog een badkamertegeltje. Dan denk ik: we hadden er werk van moeten maken.’

 

Daarnaast heeft hij kritiek op de verkeersoplossingen: ‘Een vriend die weg- en waterbouw heeft gedaan, zei: “Als ik bepaalde kruispunten hier op school had ingeleverd, had ik een zware onvoldoende gekregen.” En waarom is hier op de Spoorsingel tweerichtingsverkeer? Het is supersmal. Er zijn ook nog fietsplaatsen gemaakt; de voetgangers gaan daardoor op straat lopen. Het geeft alleen maar ergernis. Ook de Phoenixstraat en Westvest zijn absoluut niet goed ingedeeld. Als ik in de stad moet bezorgen en bij de Binnenwatersloot moet remmen, ligt de hele lading ineens voorin. Automobilisten vragen zich af hoe ze in die parkeergarage moeten komen en er uitkomen is het heel tricky. Het is gewoon niet goed ingericht en de tram hadden ze meteen moeten slopen; naar de TU-wijk heeft in tien jaar nog geen tram gereden. Als er wat is, staat hij stil; een bus rijdt overal heen.’
Koos de Roos bij een foto van zijn vroegere bloemenkiosk | Foto: Lex Veldhoen
Voor gek verklaard
De gepensioneerde Erik Otto woont aan de Spoorsingel tegenover DSM: ‘We hebben dit huis begin deze eeuw gekocht. Mensen verklaarden me voor gek, met die trein voor de deur. Maar ja, ik wist dat die spoortunnel zou komen. Ik denk dat het huis verdubbeld is in waarde. Het bleek dat je van het spoorviaduct in huis weinig last had, wel als je zomers met open raam sliep, maar dat wende. In de tuin moest je het gesprek even onderbreken en soms hing vuil wc-papier, uit de trein afkomstig, in de heg. Maar het viaduct was een mooie overdekte parkeerplaats. Die roest-spikkeltjes nam je voor lief.’ Hij zegt altijd goed op de hoogte gehouden te zijn door de gemeente: ‘Over wat ze gingen doen en wanneer. Het afbreken van dat betonnen ding gaf een vreselijke herrie en stof, duimendik op de vensterbanken. Door de vele trilbeweging zag je dingen van de keukenvensterbank
afglijden. Maar er is niks gebroken. Het was ook hartstikke interessant. Je mocht overal kijken. Zo werd er onder water beton gestort. Dat had ik nog nooit gezien.’ Samen met buren maakte hij een plan de uitgang van de parkeergarage naar de overkant van de straat te verleggen. ‘Want daar staan geen huizen, waardoor een langere toegangsweg
mogelijk was. Nu staan de auto’s bij drukte op een helling voor een stoplicht extra gas te geven. Dat vind ik wel jammer, maar het was een geldkwestie.’

 

Serpo
Net als het aloude familiebedrijf dansschool Wesseling, dat na moeizame omzwervingen uiteindelijk aan de Buitenwatersloot bij Den Hoorn gevestigd werd, moest Reptielenzoo
Serpo wijken voor de Spoortunnel. Het bevindt zich nu in een voormalig bedrijfspand in Rijswijk. Beneden is het al een donker reptielenhuis met terraria en rotsdecors, planten en
zandbodems. Bij een terrarium met een groene mamba zegt eigenaar Walter Getreuer: ‘Dat is de giftigste, die hebben we onlangs in Tilburg gevangen.’ Over de rotsachtergronden: ‘We doen alles zelf. Om kosten te besparen en mallen te maken heb ik een vacuüm-vormmachine gebouwd.’ Hij hoopt nu in de paasvakantie te openen.
Walter Getreuer bij terraria van Serpo | Foto: Lex Veldhoen
Terugblikkend vertelt hij in het kantoorgedeelte, waar enkele medewerkers koffie drinken: ‘Het was een leuke stek aan het stationsplein. Lang dacht ik dat die sporttunnel niet doorging. Maar in juni 2009 moesten we uit ons gebouw. Later hoorde ik dat de gemeente er nog een feest hield, terwijl wij daardoor een seizoen misten. Ik heb nooit financiële compensatie gehad. We probeerden het Techniekmuseum en het GGD-gebouw te kopen, maar de wethouder vond Serpo financieel niet capabel genoeg. Toen wij uit Delft weggingen, verloren we automatisch de locatiegebonden dierentuinvergunning.’ In 2005 richtte Serpo zich op Lansingerland, waar een recreatief concentratiepunt gepland was: ‘Maar het duurde acht jaar voor het bestemmingsplan goedgekeurd werd. Een nieuwe wethouder die geen affiniteit met reptielen had, maakte het aantal restricties steeds groter. Ik 2013 trokken we ons terug, zaten een tijdje in een ontmantelde hennepkwekerij en bij toeval vonden we negen jaar geleden dit. In 2016 begonnen we de vergunningaanvraag. Maar alles wat we doen, wordt onder een microscoop bekeken, vanwege de gifslangen en krokodillen. Ons verdienmodel is intussen cursussen geven, adviseren en gevangen dieren voor de overheid opvangen. Ik had nog enkele jaren de
reizende Slangenexpo Serpo, maar dat verbood de overheid uiteindelijk. Geheel onterecht bleek naderhand, Dat heeft tot veel inkomstenverlies geleid.’ Maar hij blijft optimistisch: ‘Ik zie altijd wel nieuwe uitdagingen. Gewoon de schouders eronder en lekker doorgaan. Ja.’

 

Thuisvoelen
Stedenbouwkundige Alex Wandl (TU-Delft) woont sinds zes jaar in de Coendersbuurt, in een zijstraat van de Nieuwe Gracht. Gevraagd of het hem bevalt, antwoordt hij: ‘Ja, top.
We zijn met z’n tweeën en hebben ons huis zelf ontworpen. Alles is op loopafstand, ook de binnenstad. In vijf minuten fiets ik naar de faculteit en in tweeënhalf uur per trein in Parijs. Vanwege het particuliere opdrachtgeverschap leerden, binnen ons blok, zo’n twintig huishoudens elkaar anderhalf jaar tevoren kennen, je doorliep het hele proces samen, dat geeft cohesie. Ik ken alle buren. Als je iets nodig hebt, bel je gewoon even aan. Ik was op vakantie en na een storm appte mijn buurman: “He Alex, ik heb je parasol opgeborgen.” Dat soort dingen. Voor mij als buitenlander is dit de eerste keer dat ik me echt thuis voel. We hebben hier halfopen binnentuinen, waardoor kinderen meer speelterrein hebben. Minder ideaal is het weinige groen in de openbare ruimte. Aan de waterkant hebben we daarom groenbakken neergezet en samen met gemeente en waterschap waterplanten in de gracht uitgezet.’
Alex Wandl voor de straat waarin hij woont | Foto: Lex Veldhoen
Grachtenpand
Nadat ik de bordestrap met krulhek, zoals bij een grachtenpand, ben opgelopen, en aanbel, opent Eya Wubben de voordeur van het klassieke pand. Het steekt opvallend af tegen de strak moderne buurhuizen, waarvan één nog in de steigers staat met de pannenbiervlag in top. Ze vraagt me klaarliggende hoesjes om mijn schoenen te doen ‘omdat er veel zand wordt binnengelopen.’ Eya is projectleider bij ouderenorganisatie Pieter van Foreest en haar man hypotheekadviseur. Ze vertelt: ‘Ik ben opgegroeid in de binnenstad, mijn ouders hadden Hotel Leeuwenbrug. Ik houd van de charme van
oude grachtenpanden. Vroeger werd veel meer aandacht aan details besteed.’

 

Over het wonen ín een zandvlakte’: ‘We zijn hier in april komen wonen. Je hebt de ongemakken van een bouwplaats. Hierbinnen merkte je vooral het heien hiernaast en we
kunnen de auto nog niet parkeren. Ik houd maar voor ogen hoe het straks is: een mooi autoluw gebied met een groene parkstrook en ik hoop bomen en een speelplaatsje.’
Tegenslagen tijdens de bouw? ‘Mijn man heeft het project zelf geleid en we hebben de afbouw grotendeels zelf gedaan. De fundering hebben we gezamenlijk met de buren
laten leggen. Ik vond het heel stressvol die drie en half jaar; je bent afhankelijk van aannemers, vertragingen met levertijden, eerst door Corona en toen door Oekraïne. We zouden hier oorspronkelijk vorig jaar september gaan wonen. Met onze kinderen, drie en vijf, is het soepel verlopen en dit was een hele mooie kans, we hebben alles zelf mogen bedenken.’ Achteraf spijt dat jullie het gedaan hebben? ‘In april had ik nog ‘ja’ gezegd. Nu
ben ik er blij mee; het huis is heel fijn.’
Zijn we als stad blij met het resultaat?
Alle geïnterviewden zijn positief over ‘het spoor onder de grond’. Daarnaast zijn kritische geluiden te horen over de democratische besluitvorming rond dit megaproject, de gigantische financiële consequenties (stad bijna failliet, andere projecten moesten wijken,
torenhoge gemeentebelastingen) en over de invulling van ‘Nieuw Delft‘ (goede en minder geslaagde stadsvernieuwing met slechts reguliere sociale woningbouw, naast 521 eenheden jongeren/ studentenhuisvesting) en amper kunst in de openbare ruimte, terwijl ook op verkeersoplossingen kritiek is, vooral door omwonenden. Achteraf lijken met name die omwonenden, lokale bedrijfjes en de minst rijke Delftenaren de negatieve ‘bijwerkingen’ te hebben ondervonden. De scheiding tussen enkele stadsdelen is kleiner
geworden, maar die tussen arm en rijk, ook qua wonen, groter. Hopelijk kunt u zich, lezer, na deze serie een goed oordeel vormen over het tijdperk ‘Delft op de schop’ en het
bijna voltooide eindresultaat.

 

Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door het Mediafonds Delft.

 

Lees ook de introductie over De Spoorzone, deel 1 en deel 2.